Interview Hugo Hurts, voorzitter Adviescollege
Aanleiding om de samenwerking met belanghebbenden als thema te nemen voor de zelfevaluatie, is het essay van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). Dat essay schetst de perceptie van partijen in het zorgveld. De sector zou bestaan uit onmaatschappelijke bedrijven die boven alles uit zijn op winst maken. Dat beeld trekken de VIG en haar leden zich aan. Zij willen de samenwerking verbeteren, om in gezamenlijkheid de gezondheidszorg toekomstbestendig te maken. Daarom heeft het VIG-bestuur aan het Adviescollege gevraagd om hen daarover te adviseren.
Hoe denkt u over de adviesaanvragen van de VIG aan de NSOB en het Adviescollege?
‘Dat de VIG aan de NSOB om een onderzoek heeft gevraagd, in de wetenschap dat de NSOB haar essays openbaar maakt, vind ik een teken dat de VIG zich open en kwetsbaar durft op te stellen. Niemand, ook de VIG niet, zal hebben verwacht dat er een rooskleurig beeld naar voren zou komen in het essay. Het VIG-bestuur realiseert zich dat er een probleem is. En zij realiseert zich ook dat dit niet binnenskamers opgelost kan worden, maar alleen door in gesprek te gaan met anderen. Met “anderen” bedoel ik ook het Adviescollege. We zijn weliswaar verbonden aan de VIG, maar we voeren onze rol volledig onafhankelijk uit. De andere twee leden van het Adviescollege en ik hebben absoluut niet de illusie dat wij dit eventjes gaan oplossen. Maar we denken desalniettemin dat we in relatie tot de Code tot een advies kunnen komen dat iets kan bijdragen aan verbetering.’
Om tot een goed advies te komen, stond de zelfevaluatie door de leden dit jaar in het teken van de samenwerking met belanghebbenden. In hoeverre geeft een zelfevaluatie een realistisch beeld?
‘De zelfevaluatie is ingestoken langs de maatschappelijke Code van de VIG, en dan specifiek langs de drie waarden die over de samenwerking met belanghebbenden gaat. Alle leden van de VIG hebben die Code ondertekend, waarmee zij zeggen zich eraan te houden. Daar hoort ook bij dat zij de jaarlijkse zelfevaluatie invullen en aanleveren. Over het algemeen zijn we heel tevreden over de moeite die de meeste bedrijven in de zelfevaluatie hebben gestoken. Het is geen simpele invuloefening.
Naar aanleiding van de zelfevaluatie hebben we ook gesprekken met individuele leden en doen we drie formele bedrijfsbezoeken. We hebben de indruk dat de waarden in de Code echt worden doorleefd binnen de bedrijven. Zij hebben interne gedragsregels die vaak nog strenger zijn dan de waarden in de Code en daar wordt ook op toegezien. Dat beeld komt overeen met het beeld dat in de zelfevaluaties wordt geschetst. Dus ik denk zeker dat de zelfevaluaties een realistisch beeld schetsen.’
De zelfevaluatie bevraagt ook in hoeverre leden vinden dat zij zichzelf kunnen verplaatsen in de rol en verantwoordelijkheden van belanghebbenden. Wat kunt u daarover zeggen?
‘Geneesmiddelenbedrijven vinden dat zij een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor de voorspelbaarheid van uitgaven aan geneesmiddelen. Zij gaven aan zich in te spannen om de kosten inzichtelijk en voorspelbaar te maken, bijvoorbeeld door het aanleveren van zorgvuldige dossiers voor het vergoedingstraject en uitgebreide data voor de Horizonscan. De bedrijven vinden niet dat zij medeverantwoordelijkheid dragen voor het beperken van de uitgaven aan geneesmiddelen. Dat is de rol van anderen. Bij de onderhandelingen over de prijs heeft elke partij de verantwoordelijkheid voor zijn eigen rol, zo lijken de bedrijven over het algemeen te vinden.’
In haar tussentijds advies concludeert het Adviescollege dat partijen gevangen lijken in een prisoner’s dilemma. Kunt u dat toelichten?
‘Rond de toelating van nieuwe innovatieve geneesmiddelen zouden partijen door samen te werken, belangrijke voordelen kunnen behalen, met name op het gebied van voorspelbaarheid van doorlooptijden en kosten. Daardoor kunnen geneesmiddelen sneller beschikbaar komen voor de patiënt. Samenwerken heeft alleen kans van slagen wanneer je elkaar basaal vertrouwt en nieuwsgierig bent naar wat de ander beweegt. Vertrouwen en begrip kunnen op hun beurt alleen ontstaan wanneer partijen uit hun eigen hokje komen en naar de ander luisteren. Zo blijven partijen in een onwenselijke situatie gevangen. Vertrouwen is dus een belangrijk ingrediënt om de onderlinge relatie te verbeteren.
In ons tussentijds advies doen we dan ook een voorzet voor twee wegen die de VIG kan bewandelen om het vertrouwen te bevorderen en de geloofwaardigheid te verbeteren. Ten eerste: als sector zoveel mogelijk spreken met één stem bij monde van de VIG. Daarvoor heeft de VIG een mandaat nodig van de leden om namens hen te spreken. Dat betreft uiteraard alleen onderwerpen die sectorbreed zijn. Op het niveau van individuele producten worden de gesprekken en onderhandelingen gevoerd tussen de lidbedrijven en belanghebbenden.
En ten tweede: aanscherpen van het beleid rond de Code en de rol die het Adviescollege daarbij speelt. Of anders gezegd, hoe kan het Adviescollege beter in staat worden gesteld om toe te zien op naleving van de Code? Wat kan de VIG doen wanneer er signalen komen dat een lidbedrijf handelt in strijd met de waarden uit de Code? En welke rol kan het Adviescollege daarbij spelen? Als koepelorganisatie ben je er niet alleen maar om het de leden naar de zin te maken. Je bent ervoor om de hele sector goed te vertegenwoordigen en sterker te maken. Dat houdt ook in dat je leden aanspreekt wanneer er dingen gebeuren die daarom zouden vragen. Dat komt de geloofwaardigheid van de Code en ook van de VIG ten goede.’
Wat zijn de volgende stappen die de VIG kan zetten?
‘De VIG heeft al belangrijke stappen gezet. Vijf jaar geleden heeft de VIG het initiatief genomen om de Code te ontwikkelen. Daarna heeft zij de stap gezet om een onafhankelijk adviescollege in het leven te roepen. Ook heeft de VIG recent een voorzitter benoemd die niet afkomstig is van één van de lidbedrijven. Wellicht is een volgende stap dat de mogelijkheden die het adviescollege heeft om haar rol te spelen worden uitgebreid. Dat kan de VIG helpen om de kracht en geloofwaardigheid van de Code te vergroten en zelf beter in een positie te komen waarin de samenwerking met belanghebbenden kan worden verbeterd.
Let wel, de stappen die de VIG zet, zijn niet speciaal fijn of gemakkelijk. Ik denk dat de VIG dit doet om er uiteindelijk sterker uit te komen. We hopen daar als Adviescollege een bijdrage aan te kunnen leveren. Momenteel zijn we in gesprek met externe partijen om verdiepende vragen te stellen naar aanleiding van het NSOB-essay. We verwachten daar in de komende maanden een heel eind verder mee te komen. Daarna komen we met een vervolgadvies. Naar aanleiding daarvan zal de VIG hopelijk verdere stappen kunnen zetten; daar vertrouw ik op.’
Credits foto: Bart Versteeg