Na Europese goedkeuring van een nieuw, soms levensreddend medicijn moet de Nederlandse patiënt inmiddels drie keer zo lang wachten op vergoeding als de Duitse. Vier jaar geleden was dat nog ‘slechts’ twee keer zo lang. Dat blijkt uit nieuw Europees onderzoek van het bureau IQVIA, dat in juni wordt gepubliceerd.
Wanneer de Europese medicijnautoriteit EMA een nieuw geneesmiddel goedkeurt, kunnen patiënten er nog niet meteen over beschikken. Daarna moet het namelijk per land een vergoeding vanuit de de zorgverzekering krijgen, in de richtlijnen van de artsen komen én daadwerkelijk worden voorgeschreven. De vergoeding is daarbij het grootste struikelblok, vooral als een nieuw medicijn de sluis in gaat voor tijdrovende prijsonderhandelingen.
‘We moeten helaas constateren dat de trend voor de Nederlandse patiënt negatief is’, zegt Mark Kramer, voorzitter van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG). ‘Dat heeft veel te maken met de scherpe focus op kostenbeheersing, die in Nederland de boventoon voert. We begrijpen absoluut dat budgetdiscipline belangrijk is, juist nu de zorgvraag toeneemt, maar daar kunnen we ook op andere manieren aan werken. Bijvoorbeeld door samen meer werk te maken van gepast medicijngebruik.’
De VIG stelde in de recente publicatie Medicijnmythes ook voor om in te zetten op gerichte, snelle beoordeling, waarbij nieuwe medicijnen vaker het voordeel van de twijfel krijgen. Ook duidelijke, voorspelbare procedures zijn belangrijk, net als meer Europese samenwerking.
Kramer: ‘De kwaliteit van geneesmiddelenzorg in ons land sneeuwt onder, omdat we met z’n allen onnodig worden gegijzeld door de drang om kosten te beheersen. We kunnen dit alleen doorbreken door met alle partijen om de tafel te gaan om goede afspraken te maken.’
Meer achtergrondinformatie vindt u in onze publicatie 'Medicijnmythes - en de consequenties daarvan voor de Nederlandse patiënt'