‘We zijn meer dan bereid om te praten over juiste, doelmatige inzet van medicijnen. Dat is beter dan dat de Nederlandse patiënt jaren moet wachten op een nieuw geneesmiddel dat in Duitsland en België al wel beschikbaar is, maar hier nog niet.’
Dat zegt VIG-voorzitter Mark Kramer. Hij reageert op het interview met vertrekkend Zorginstituut-voorzitter Sjaak Wijma, woensdag in de Volkskrant.
Bij de juiste inzet van medicijnen denkt Kramer bijvoorbeeld aan voorwaardelijke toelating van een nieuw, door de EMA goedgekeurd medicijn. Met concrete afspraken over dataverzameling of aanvullende studies in de praktijk. Dit omdat de effecten van een medicijn in klinische studies vóór EMA-registratie niet altijd overeenkomen met de effecten in ‘de echte wereld’, waar de groep patiënten gevarieerder is. Voorwaardelijke toelating kan zorgen voor snellere vergoeding, zodat de patiënt niet hoeft te wachten.
‘We zien dat het huidige systeem voor beoordeling en vergoeding van nieuwe medicijnen niet meer voldoet’, zegt Kramer. ‘Dit systeem is gebaseerd op one size fits all, maar in de praktijk werken we steeds meer met gepersonaliseerde medicijnen, zoals gen- en celtherapieën. Daarom werken we graag mee aan het optimaliseren van een nieuw systeem, waarvoor de minister van VWS vorig jaar de contouren al schetste en dat nu wordt uitgewerkt door het Zorginstituut.’
Wijma dringt terecht aan op meer doelmatigheid in de zorg, vindt Kramer. ‘Daarbij is het goed om te kijken naar de zorg als geheel, en niet alleen naar medicijnen. Denk aan overdiagnostiek door lab en radiologie. Of aan het herhalen van onderzoek, omdat de digitalisering niet op orde is.’
Kramer: ‘Verspilling zit in het hele zorgbudget. De 5,6% van het zorgbudget die we netto aan medicijnen uitgeven, is niet de oorzaak van overschrijdingen. Nederland heeft de medicijnuitgaven goed onder controle en mag zichzelf daarvoor complimenteren.
Na Denemarken is Nederland het land in Europa dat het minst uitgeeft aan medicijnen, als percentage van het zorgbudget. Wij ondersteunen ten volle de zwaardere inzet op doelmatige zorg, omdat we de zorg daarmee effectief houden. Daar werken we heel graag aan mee.’