16-07-2024

‘Iedereen is gebaat bij een betere samenwerking’

Interview VIG-voorzitter Mark Kramer
2402 Kramer02s RGB Q0 A4414

Het onafhankelijk Adviescollege van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) publiceert vandaag haar jaarrapportage. Het hart van die rapportage bestaat uit de zelfevaluaties door de lidbedrijven van de VIG. Dit jaar vormde de samenwerking met andere partijen uit het zorgveld het thema voor de zelfevaluatie. VIG-voorzitter Mark Kramer: ‘Bij een betere samenwerking is iedereen gebaat: in eerste instantie de patiënt, maar ook het zorgstelsel en de maatschappij.’

Aanleiding om te kiezen voor het thema samenwerking, is een essay van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). De VIG vroeg de NSOB vorig jaar om advies over hoe zij haar rol zo goed mogelijk kan uitvoeren. Om daarover te kunnen adviseren, voerde de NSOB vertrouwelijk gesprekken met partijen in de gezondheidszorg. ‘Het rapport toont hoe uitdagend de dialoog op momenten kan zijn. Nuance is nodig om nader tot elkaar te komen’, vindt Kramer.

Wat vindt u van de kritiek die wordt geuit op de geneesmiddelensector?

‘Alle partijen in het zorgveld streven hetzelfde doel na: de gezondheid en het welzijn van mensen en de maatschappij verbeteren. Onze leden zijn vernieuwende bedrijven die daar een cruciale bijdrage aan leveren. Daar bestaat, ook in het essay, geen twijfel over bij belanghebbenden. Behalve voor patiënten, hebben de bedrijven ook de verantwoordelijkheid voor de eigenaren van de bedrijven – de aandeelhouders. De kritiek dat zij het enige belang van de bedrijven zijn, klopt niet en doet de mensen die bij onze leden werken tekort.

Als VIG nemen we deze kritische geluiden zeer serieus. We hebben sinds 2020 een maatschappelijke Code die helder maakt vanuit welke waarden de sector werkt: integriteit, transparantie, maatschappelijke verantwoordelijkheid en kwaliteit. Al onze leden hebben deze Code ondertekend. We hebben een onafhankelijk Adviescollege dat toeziet op de naleving ervan. Het is belangrijk om krachtig op te treden als wij signalen krijgen over gedrag dat niet in lijn is met de Code. Daar zijn nog stappen in te zetten.’

Waarom spant de VIG zich in om de maatschappelijke dialoog met belanghebbenden te verbeteren?

‘Het belang van de Nederlandse burger en Nederlandse patiënt is gediend met een gedegen toelatingsbeleid voor nieuwe innovatieve medicijnen. Dat betekent ten eerste dat de nieuwe medicijnen bewezen veilig en effectief moeten zijn. En ten tweede betekent het dat er een maatschappelijk aanvaardbare prijs wordt betaald voor geneesmiddelen op basis van een vergoedingsproces waar alle betrokken partijen achter kunnen staan. Om daar te komen, is het nodig om met elkaar om tafel te gaan en een open dialoog te voeren over dat proces.’

De winsten van de bedrijven staan geregeld ter discussie. Hoe kijkt u daarnaar?

‘Ten aanzien van de prijzen en winsten is enige nuance nodig in de discussie, vind ik. De ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen gaat gepaard met aanzienlijke financiële investeringen. Van alle 10.000 werkzame stoffen worden er 100 verder onderzocht in preklinische studies in laboratoria. Daarvan worden er 10 met patiënten onderzocht in klinische studies. En uiteindelijk haalt maar 1 het tot de eindstreep van een vergoed medicijn. Om die investeringen te kunnen doen, zijn aandeelhouders cruciaal. Dit innovatieve bedrijfsmodel zou op meer begrip bij andere partijen mogen rekenen, omdat het in de afgelopen decennia heeft gezorgd voor grote vooruitgang in de behandeling van patiënten. Denk onder andere aan HIV, reuma, kanker en migraine. Zonder winst geen aandeelhouders. En zonder hun investeringen geen innovatie.’

Wat vindt u van de scherpe discussie tussen de partijen?

‘Ik vermoed dat het voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door onzekerheid. Voor de maatschappij is het belangrijk dat de kosten beheersbaar blijven. Wanneer een geneesmiddel op de markt komt, weet je nog niet precies hoe het in de praktijk werkt. In klinische studies zijn de omstandigheden anders dan in de praktijk. Denk bijvoorbeeld aan co-morbiditeit.

Ook voor geneesmiddelenbedrijven bestaan er onzekerheden, mede doordat er diverse partijen betrokken zijn bij het beoordelingsproces. Die partijen kunnen op allerlei momenten op de rode knop drukken. Hoe lang gaat het beoordelingsproces duren? Komt het überhaupt tot vergoeding? En krijgen patiënten na toelating tot het basispakket wel toegang tot het geneesmiddel? Die onzekerheden zie je tot uitdrukking komen in de dialoog.’

Ook het onderwerp transparantie komt vaak ter tafel; die zou onvoldoende zijn. Wat is uw indruk daarvan?

‘Geneesmiddelenbedrijven zijn vaak grote, beursgenoteerde bedrijven. Een beursnotering brengt strenge regels met zich mee. Daarnaast is de geneesmiddelensector één van de meest gereguleerde sectoren van Europa. Ook ten aanzien van transparantie bestaan regels: denk aan het Transparantieregister Zorg.

Voor wat betreft transparantie over de prijs van geneesmiddelen en de onderhandelingen daarover: dat wordt in geen enkele andere industrie gevraagd van bedrijven, omwille van een gezonde concurrentie tussen bedrijven. Die concurrentie tussen geneesmiddelenbedrijven is belangrijk – juist ook met het oog op de prijs.’

Bedrijven die lid zijn van de VIG geven, met het oog op de voorspelbaarheid van kosten, aan dat zij openstaan voor verschillende afspraken binnen financiële arrangementen. Kunt u dat toelichten?

‘Dat gaat om afspraken zoals prijs-volume, pay-for-performance en gepast gebruik. Afspraken over gepast gebruik – het juiste middel, voor de juiste patiënt, op het juiste moment, in de juiste hoeveelheid – komen tot stand op basis van doelmatigheidsstudies. De sector staat ervoor open om daarover afspraken te maken. Denk aan voorwaardelijke toelating. Die afspraken moeten wel twee kanten op werken. Doet het middel wat het belooft? Dan wordt dat beloond. Blijkt het middel minder effectief in de praktijk? Dan zie je dat ook terug in de prijs. Om tot voorwaardelijke toegang te komen, is een andere inrichting van het vergoedingsproces nodig. Alle partijen moeten er samen afspraken over maken, waar vervolgens ook iedereen zich aan houdt.’

Kijkt u ook naar andere landen, om te zien hoe zij toegang tot geneesmiddelen hebben geregeld?

‘Toegang tot geneesmiddelen moet je per definitie zien in Europees perspectief. Wat dat betreft is Nederland een outsider, wanneer je kijkt naar de landen met wie wij goed zijn te vergelijken. In de landen om ons heen zijn nieuwe geneesmiddelen eerder beschikbaar dan in Nederland. Dat moeten we ons aantrekken.

Voor wat betreft doelmatigheidsstudies vind ik Groot-Brittannië een mooi voorbeeld. Daar heeft de overheid contracten over dure geneesmiddelen met de sector afgesloten, die tot en met 2027 gelden. Je hebt als geneesmiddelenbedrijf de keuze of je daar wel of niet aan meedoet, maar de meerderheid doet eraan mee. Zij hebben een fonds gecreëerd voor doelmatigheidsstudies waar 400 miljoen pond in zit, waar verschillende partijen in hebben geïnvesteerd - ook de farmaceutische industrie. Die studies worden daar gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid.’

Hoe nu verder?

‘We moeten vooruit. In de zorg zijn er diverse problemen, zoals de vergrijzing, die we gezamenlijk moeten aanpakken. Het is nodig dat we echt naar elkaar luisteren en open staan voor andere opvattingen en inzichten. Door de NSOB onderzoek te laten doen naar onze rol binnen het zorgveld, hebben we deze openheid getoond. Het essay bevestigt wat we al weten: er bestaat stevige kritiek op onze sector. Dat trekken zowel de leden als de VIG zich aan. Dat zie je onder meer terug in de suggesties die leden aan het Adviescollege doen om de onderlinge verstandhouding met belanghebbenden verder te verbeteren.

Het tussentijds advies van het Adviescollege schetst twee wegen die de VIG kan bewandelen om aan de samenwerking met andere partijen in de gezondheidszorg te werken: met één stem spreken als sector, door een steviger mandaat voor de VIG, en aanscherpen van het beleid rondom onze maatschappelijke Code. In de komende maanden verwachten we de uitwerking van dit advies. We kijken ernaar uit om ook naar aanleiding daarvan nieuwe stappen te zetten op weg naar een goede onderlinge samenwerking. Want we hebben elkaar nodig om zo goed mogelijke zorg aan patiënten te leveren en de zorg toekomstbestendig te maken.’

Lees verder