‘De nieuwe kerncijfers van de NZa laten zien dat de Nederlandse uitgaven aan kostbare medicijnen stabiel blijven’, zegt Mark Kramer, voorzitter Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG). ‘Dat is vanuit maatschappelijk oogpunt goed nieuws.’
De uitgaven aan kostbare geneesmiddelen daalden van € 2,67 miljard in 2021 naar € 2,53 miljard in 2022. Dat blijkt uit de ‘Kerncijfers intramurale dure geneesmiddelen’, die de NZa vorige week publiceerde. Onder ‘dure geneesmiddelen’ verstaat de NZa: medicijnen met én zonder concurrentie die meer dan € 1.000 per patiënt per jaar kosten.
De NZa tekent daarbij aan dat het ontstaan van concurrentie voor lenalidomide (gericht op een aantal hemato-oncologische aandoeningen) in 2022 veel invloed had op de totale uitgavendaling.
In 2023 is een vergelijkbare prijsdaling van een kostbaar medicijn niet te verwachten, schrijft de NZa. Mede daardoor komen de totale uitgaven aan kostbare geneesmiddelen in 2023 uit op € 2,65 miljard, volgens de data die nu verwerkt zijn. Dat is nog altijd onder het absolute uitgavenniveau van 2021.
‘Deze cijfers leveren een genuanceerd beeld op’, concludeert Kramer. ‘De laatste jaren wordt de indruk gewekt dat nieuwe medicijnen leiden tot grote overschrijdingen van het zorgbudget en dat de zorg daardoor onbetaalbaar wordt. Deze cijfers weerspreken dat.’
Als percentage van de totale medisch-specialistische zorg in ziekenhuizen zijn de uitgaven aan dure geneesmiddelen ook gedaald: van 9,9% (2018), 10,0% (2019), 10,2 % (2020 en 2021) naar 9,5% (2022). De prognose voor 2023 is 9,3%.
De uitgaven zijn dus niet gestegen, terwijl er wel betere medicijnen komen, waarmee steeds meer patiënten worden behandeld, met beter resultaat.
Relevant is ook hoe groot het totale aandeel van álle netto medicijnuitgaven is ten opzichte van het totale Nederlandse zorgbudget. Dit percentage steeg een fractie: van 5,6% in 2021 naar 5,8% in 2022. Dat blijkt uit gegevens uit de GIP Databank (1, 2), CBS en fiROM.
‘De medicijnuitgaven zijn dus stabiel, maar dat neemt niet weg dat we een gezamenlijke opdracht hebben om de zorg betaalbaar te houden’, vervolgt Kramer.
‘Daarin zien we voor onszelf, als sector, ook zeker een rol. Belangrijk is wel dat de focus op budget niet ten koste gaat van de toegang tot nieuwe medicijnen. Door langdurige prijsonderhandelingen moeten Nederlandse patiënten nog te vaak onnodig lang wachten op een nieuw medicijn. Laten we samen het bovenstaande, genuanceerde beeld voor ogen houden bij het invullen van onze opdracht. ’