Internist-oncoloog Addy van de Luijtgaarden is gespecialiseerd in prostaatkanker. Hij zag de ontwikkelingen door de jaren heen. ‘De diagnostiek is veiliger, de behandelingen beter en de patiënt staat centraler.’
Het is de meest voorkomende kankersoort bij mannen. Bijna de helft van de mannen is jonger dan 70 jaar wanneer ze de diagnose prostaatkanker krijgen. Maar er is nogal wat diversiteit, zegt Addy van de Luijtgaarden, verbonden aan het Reinier Haga Prostaatkankercentrum in Delft.
Van de Luijtgaarden doelt op de verschillende gradaties van prostaatkanker. ‘Bij de ene vorm hoef je niet per se iets te doen. Bij andere wel, zeker bij de agressieve vormen met uitzaaiingen. Ook daar zijn inmiddels behandelingen voor, waarmee de levenskwaliteit deels behouden kan blijven.’
De prognose van prostaatkanker is gunstiger dan van andere kankersoorten. Zo was de 5 jaars-overleving na diagnose in de periode 2015 tot 2022 volgens het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) 89 procent.
Van de Luijtgaarden. ‘Maar mensen zijn daardoor geneigd om prostaatkanker te bagatelliseren. Bijvoorbeeld met opmerkingen als: Het is toch goed behandelbaar? Of: De meesten overlijden mét, maar niet aan prostaatkanker. En bij mannen die het advies opvolgen te blijven sporten en sociaal actief te zijn, kan de omgeving nog weleens denken: misschien valt het wel mee met die prostaatkanker van jou. Dat is onterecht. Prostaatkanker is niet niks.’
De incidentie van nieuwe patiënten met prostaatkanker is in de afgelopen 25 jaar gestegen. Van ruim 4.000 in begin jaren negentig naar ongeveer 14.500 in het jaar 2023.
Een en ander heeft te maken met vergrijzing, maar ook met betere en veiliger diagnostiek.
‘In 2020 werd de MRI-scan gemeengoed’, zegt Van de Luijtgaarden. ‘De MRI ziet veel preciezer dan een echo of er sprake is van een tumor of een goedaardige afwijking. Een andere verandering is de PSMA-PET-scan.’
Hierbij krijgt de patiënt een radioactieve stof (gelabeld PSMA) ingespoten. De scan toont vervolgens exact de locatie van eventuele uitzaaiingen. ‘Het voordeel is dat er geen onnodige prostaatoperatie plaatsvindt als er al uitzaaiingen zijn.’
Binnen de diagnostiek is ook de manier van biopteren verbeterd. ‘We prikken niet meer door de endeldarm. Dat gaf kans op bacteriën in de prostaat. Nu prikt men veiliger, via de huid van het perineum.’
De (medische) prostaatkankerbehandelingen hebben minstens zo’n indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Baanbrekend was het omdraaien van step up-behandeling, naar de eerste klap is een daalder waard.
‘Door meteen met het beste te beginnen kregen patiënten niet steeds een maandje levensverwachting erbij, maar jaren’, herinnert Van de Luijtgaarden zich.
De nieuwe behandelopties in de laatste tien jaar betekenen dat vrijwel elke patiënt een goed verdraagbare en passende behandeling kan krijgen.
‘Zo zijn er diverse chemotherapieën en vele soorten nieuwe generatie hormoontherapieën. Ook beschikken we tegenwoordig over radionuclidentherapie.’
De ingespoten stof zoekt in geval van radium zelf botuitzaaiingen op. Die worden van binnenuit met nucliden bestraald. En sinds ruim een jaar is er Lutetium-PSMA beschikbaar. ‘Dat werkt net zo, maar plakt vast aan álle uitzaaiingen, ook buiten de botten. En bestraalt die dus ook.’
Prachtige nieuwe ontwikkelingen dus, maar voor patiënten blijft het heftig.
‘Lokale behandeling – operatief de prostaat verwijderen en brachytherapie (inwendig bestralen) – geeft risico op impotentie en incontinentie. En chemo kan zenuwschade veroorzaken. Je zult maar klusser zijn of een instrument bespelen’, zegt Van de Luijtgaarden. ‘Bij hormoontherapie duikelt het energieniveau naar beneden, is de spieropbouw verdwenen en hebben mannen nergens zin meer in. Of het nou sport is of seks.’
Daarom is de internist-oncoloog altijd met de patiënt en het multidisciplinaire team op zoek naar de meest passende therapie per persoon. ‘Geen one size fits all, maar behandeling op maat.’ En dat moet ook de toekomst zijn, als het aan hem ligt. ‘Dus met elke patiënt alle opties overwegen die er zijn, al moet ‘ie ervoor naar een ander ziekenhuis.’
Verder verwacht Van de Luijtgaarden dat men nog beter gaat begrijpen waarom een tumor groeit en door welke voedingsbronnen. Als derde toekomstverwachting noemt hij de rol van immunotherapie. ‘Die werkt nu alleen bij een zeldzame vorm van prostaatkanker. In studieverband kijkt men of het vastplak-principe van Lutetium-PSMA ook bij immuuntherapie toepasbaar is. Dan plakt het aan de tumor en aan de afweercellen. Dus om de afweer in te kunnen seinen: hier moet je zijn. De resultaten lijken al gunstig.’
Zelf doet Van de Luijtgaarden onderzoek naar nieuwe medicijnen en scans, in samenwerking met geneesmiddelenbedrijven. ‘Zij kunnen financieren wat wij willen onderzoeken.’
Hij begrijpt dat medicijnkosten een heikel punt blijven. Want uiteindelijk willen we allemaal het beste doen voor zoveel mogelijk mensen. Maar soms zijn kostbare geneesmiddelen noodzakelijk, weet hij. ‘En dan blijf ik het frustrerend vinden dat na goedkeuring door onze onafhankelijke commissie BOM, op basis van heldere en internationaal gezien relatief strenge criteria, het Zorginstituut soms alsnog voorkomt dat een middel op de markt komt. Terwijl onze beroepsgroep heeft laten zien gepast met dure middelen te kunnen omgaan.’
Hij noemt het voorbeeld van PARP-remmers (poly-ADP-ribose-polymerase) voor patiënten met een DNA-afwijking, die niet meer reageren op hormoontherapie. ‘Kort door de bocht; studies toonden het succes aan van het eerder inzetten van deze middelen, maar het Zorginstituut wees twee dossiers af die door CieBOM waren goedgekeurd. Ik denk dat meerdere middelen uit een klasse toelaten op de markt nuttig kan zijn. Enerzijds voor de patiënt die met het ene middel niet, en het andere wel uitkomt. Anderzijds voor de staat omdat het de marktwerking bevordert.’