Je zou toch hopen dat ze bij Wemos zo langzamerhand ook de feiten onder ogen zien. Een jarenlange, eenzijdige kostenfocus draagt niet bij aan wat we allemaal willen: optimale toegang tot bestaande en nieuwe medicijnen. Intussen vist de Nederlandse patiënt steeds vaker achter het net, bij bestaande en nieuwe medicijnen. Dat is het échte probleem.
Wie de opiniebijdrage van Wemos in Zorgvisie leest, ontkomt niet aan de indruk dat dit stemmingmakerij is. Het klopt overigens dat bedrijven winst maken. Dat is maar goed ook, want het is de belangrijkste motor achter zeer kostbare en risicovolle medicijnontwikkeling. Die continue stroom innovaties is hard nodig om de patiënten van morgen – met kanker, Alzheimer of een andere ernstige ziekte – beter te kunnen helpen.
Natuurlijk steken overheden, universiteiten en anderen er ook tijd en geld in. Maar de verhoudingen zijn scheef, want bedrijven tekenen gemiddeld voor circa driekwart van de investeringen. Vital Transformation onderzocht in 2021 hoe de financiering in elkaar stak van 18 door de Amerikaanse FDA goedgekeurde medicijnen, waarbij de onderzoekers specifiek keken naar geneesmiddelen die hun oorsprong in de academie hadden. Wat bleek? In totaal kwam ruim 44 miljard dollar van bedrijven. De publieke financiering bedroeg slechts 0,67 miljard dollar.
Tegelijkertijd constateren wij als bedrijven ook dat we elkaar nodig hebben. In de preklinische fase doen wetenschappers belangrijk werk, dat niet zelden leidt tot cruciale doorbraken. Toch zou zonder bedrijven geen enkel nieuw medicijn de patiënt bereiken, omdat de bedrijven nu eenmaal de expertise, het geld én het lef hebben om wereldwijd klinische studies op te zetten.
Dan kunnen je nog dimdammen over de hoogte van medicijnprijzen en de winsten, maar dat is vruchteloos. Tot op zekere hoogte is er niets mis met kostenbewustzijn en onderhandelen. Ook voorwaarden stellen is natuurlijk prima, maar het rendement van de top 20 van farmaceutische bedrijven is volgens Deloitte in 2022 gedaald tot een dieptepunt van 1,2%. Dat roept eerder de vraag op of er de komende decennia nog wel voldoende ruimte is voor medicijnontwikkeling. Juist omdat overheden ervoor terugdeinzen om enorme bedragen aan belastinggeld uit te geven aan zo’n riskant avontuur.
En wat de prijzen betreft: in Nederland betalen we uitsluitend maatschappelijk verantwoorde prijzen voor nieuwe medicijnen. Daartoe is een buitengewoon complex en slepend proces opgetuigd, waarin de zogeheten sluis een centrale rol speelt.
Dit alles leidt nogal af van het echte probleem. De vraag is namelijk in hoeverre de patiënt geholpen is bij deze discussie, terwijl de apothekers op de hoek en in ziekenhuizen steeds vaker ‘nee’ moeten verkopen aan patiënten. Sommige problemen spelen wereldwijd, denk aan grondstoftekorten, maar bij Nederland speelt een extra factor: we willen voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Dat leidt er toe dat bedrijven hun bestaande of nieuwe medicijnen minder vaak of later aanbieden in ons land. En áls ze het taaie, onvoorspelbare gesprek over vergoeding van een nieuw medicijn al aangaan, duurt dat regelmatig meer dan 600 dagen. Schrijnend, omdat patiënten in buurlanden als Duitsland of Frankrijk datzelfde medicijn dan al lang hebben.
Het Nederlandse medicijnbeleid heeft last van teveel mythes
en een kostenkramp. Ja, sommige nieuwe behandelingen zijn kostbaar, maar ze worden ook steeds krachtiger. Je kunt een oude maagzuurremmer nu eenmaal niet vergelijken met een genezende gentherapie. Per inwoner en als percentage van het zorgbudget (netto nu 5,6%) zijn onze medicijnuitgaven al jaren stabiel, ondanks alle innovaties. Laten we ons in een meer ontspannen samenwerking richten op een doel waarmee we de Nederlandse patiënt wél helpen: voldoende goede medicijnen.
‘Medicijnmythes – en de consequenties daarvan voor de Nederlandse patiënt’