‘Typische diabetesklachten had ik niet. Wel was ik een paar jaar voor de betreffende Diabetesweek met wat hoofdpijn en een vaginale schimmel naar de huisarts geweest, maar die had daar niets achter gezocht. Achteraf gezien had de combinatie met mijn stevige bouw en veel buikvet een alarmbel moeten doen rinkelen. Maar de dokter dacht er niet aan, omdat ik relatief jong was.’
En toen begon het hele circus. Marian kreeg medicijnen en moest vier keer per dag de glucosewaarden checken met een vierpuntscurve. Ondanks nog een medicijn erbij, waren de waarden niet goed onder controle te krijgen. ‘”Ga jij maar naar de internist,” zei de praktijkondersteuner. Dat zei ze ook om dat ik een kinderwens had. En om met de pil te mogen stoppen, moeten de suikerwaarden helemaal stabiel zijn.’
Marian werd tot haar vreugde zwanger, maar zat wel elke twee weken in het ziekenhuis vanwege een intensieve zwangerschap. ‘Het was buffelen om de waarden laag te houden, omdat een baby anders heel groot kan worden.’
Ze kregen een zoontje. ‘Helaas had hij hypo’s, en kon hij zichzelf niet reguleren. Hij wapperde met z’n handjes als de hypo begon. Dan moest hij meteen een flesje, waardoor ik borstvoeding helaas wel kon vergeten.’ Met de geboorte van haar dochtertje jaren later, gebeurde iets vergelijkbaars. Vanwege de heftige ervaringen na de bevallingen besloten Marian en haar man het bij twee kinderen te houden.
Naast medicatie, kreeg Marian leefstijladviezen. ‘Doordeweeks ben ik uitsluitend thee gaan drinken, frisdrank neem ik hoogstens in het weekend. Ik ben gestopt met roken en beperk mijn koolhydraatinname. Naar mijn werk fiets ik in totaal 15 kilometer heen en terug en dagelijks wandel ik een uur met de hond.’
Qua ‘extraatjes’ adviseerde de internist haar bewuste keuzes te maken. ‘”Op een verjaardag kun je kiezen voor taart óf voor hapjes, maar niet voor allebei,” zei hij tegen mij. Dat lukt prima. Even iets lekkers is me die extra insulinespuit niet waard. Wel heb ik moeite in de decembermaand met al dat heerlijks. In januari is mijn lange termijnsuiker steevast te hoog. Maar dat trekt daarna altijd weer bij.’
Qua medische behandeling heeft Marian een positieve ontwikkeling ervaren. ‘Eerst kreeg ik dagelijks pillen en toen injecties waar ik huiduitslag van kreeg. Vervolgens moest ik meermaals per dag insuline spuiten. Maar gelukkig heb ik sinds twee jaar een sensor in mijn bovenarm. Daar komen alleen patiënten voor in aanmerking die vier keer per dag insuline moeten spuiten.’
Marian hoeft alleen maar haar telefoon langs haar arm te bewegen om te weten of de waarden stabiel zijn. Bovendien klinkt er een alarm bij afwijkingen. ‘Mijn kinderen van 7 en 9 snappen ook hoe de sensor werkt, en zijn “getraind” om hulp in te roepen als het niet goed met mij zou gaan. Mijn man is namelijk veel van huis en het is prettig dat zij mijn waarden via m’n telefoon kunnen scannen. Ze weten sowieso dat ik moet gaan zitten als het alarm klinkt.’
Dat er regelmatig een tekort is aan haar medicijn, maakt Marian weleens boos. ‘Dat komt mede doordat het wordt voorgeschreven aan mensen die willen afvallen maar geen diabeet zijn. Ik spreek patiënten die helemaal van slag zijn, omdat ze van wekelijkse medicatie naar een keer per dag moeten en nauwelijks weten hoe en wat.’
Hoewel het relatief goed gaat met Marian, vindt ze het als diabetespatiënt allemaal ook weer niet niks. ‘Sowieso zit ik om de vier maanden bij de internist en de diabetesverpleegkundige, en elke zes weken bij de medisch pedicure. Alles opgeteld heb ik jaarlijks wel zo’n 20 tot 25 afspraken voor die diabetes.’
Op de vraag hoe ze de toekomst ziet, zegt Marian: ‘Ik heb wel een paar zorgen. Allereerst over mijn zoontje, die ook wat stevig is, dus zijn bloedsuiker houden we goed in de gaten. En ik heb soms last van gevoelsverlies in mijn voet, en dat kan een risico zijn. Ik zie heftige dingen in de apotheek, zoals mensen die een teen, voet of been moeten missen door deze ziekte. Helemaal zorgeloos is het dus nooit. Maar gelukkig weet ik dat de ontwikkelingen op medicijngebied doorgaan. En dat is belangrijk voor patiënten als ik.’