Sommige mensen denken dat we in Nederland twee keer betalen voor medicijnontwikkeling: één keer voor het onderzoek door universiteiten, en één keer bij de aankoop van het uiteindelijke medicijn. Dat is niet zo.
Universiteiten richten zich vooral op fundamenteel onderzoek. Als zij uitvindingen doen, leggen zij die vast in octrooien. Als een geneesmiddelbedrijf daar gebruik van wil maken, maken ze daar afspraken over, inclusief een financiële vergoeding. Dergelijke publiek-private samenwerking is een groot goed. We moeten dit koesteren en niet bestempelen als ‘dubbel betalen’.
Wetenschappers en geneesmiddelenbedrijven hebben elkaar nodig bij de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Universiteiten doen veel fundamenteel onderzoek, om de oorsprong en het mechanisme van ziektes beter te kunnen doorgronden. Dit onderzoek is van grote waarde voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Op basis hiervan kunnen moleculen worden ontworpen die op dit proces aangrijpen.
Overdragen
De geneesmiddelensector is verantwoordelijk voor de meeste nieuwe moleculen: uit recent onderzoek blijkt dat 83% van de nieuwe geneesmiddelen door geneesmiddelenbedrijven zelf is ontdekt. De overige ontdekkingen doen universiteiten, die ze vaak na de preklinische fase overdragen aan het bedrijfsleven. De universiteit ontvangt hiervoor een gepaste vergoeding als zij de werking van het nieuwe molecuul beschreven heeft in een octrooi.
Grote patiëntstudies
Deze overdracht is niet zonder reden. Een molecuul met een werkzame stof is nog geen werkend geneesmiddel, waarvan effectiviteit en bijwerkingen overtuigend zijn vastgesteld. Hiervoor moeten jarenlange, streng gereguleerde en kostbare studies worden uitgevoerd, waarbij wereldwijd duizenden patiënten zijn betrokken. Dit vraagt om specifieke expertise, die bij uitstek aanwezig is binnen de farmaceutische industrie.
Investeringen
Een andere reden om moleculen over te dragen, is het hoge kostenplaatje van geneesmiddelenontwikkeling. De kosten voor het totale ontwikkelings- en registratietraject van één nieuw geneesmiddel bedragen volgens Gupta Strategists gemiddeld € 2,2 miljard. Bovendien valt het overgrote deel van de kandidaat-medicijnen af tijdens het ontwikkelproces. Dit maakt een investering zeer risicovol. Van universiteiten kunnen dergelijke investeringen niet worden verwacht. Bedrijven betalen dan ook het leeuwendeel van deze kosten: van de € 132 miljard die jaarlijks wereldwijd wordt uitgegeven aan geneesmiddelenontwikkeling, is bijna driekwart afkomstig van bedrijven, zo blijkt uit een publicatie van WifOR in 2019.
Oplossingsrichting
De publieke en private sector beschikken beide over belangrijke kennis en vaardigheden die vaak complementair aan elkaar zijn. Samenwerking tussen beide sectoren is dus cruciaal als we medicijnen willen ontwikkelen voor de vele ziektes waarvoor nu nog geen behandeling is. Verdere stimulering van publiek-private samenwerking kan een belangrijke impuls geven aan innovatie. De VIG zet zich in om publiek-private samenwerking verder uit te bouwen. Gelukkig komen er steeds meer voorbeelden van dergelijke samenwerkingen: