De benchmark-studie ‘The Netherlands positioning within the European clinical trials ecosystem’ laat er geen twijfel over: klinisch onderzoek in Nederland behoort tot de internationale top. Bart Scheerder, voorzitter van de Dutch Clinical Research Foundation (DCRF): ‘Nederland heeft alles in huis om het Europese gidsland te worden voor klinisch onderzoek, mits we focussen op samenwerking, proactief lessons learned gaan delen en alert blijven op verbeterpunten.’
Zeven private en publieke partijen, waaronder de DCRF, hebben Citeline opdracht gegeven voor de benchmark-studie. ‘Onze gedeelde ambitie is Nederland zo aantrekkelijk mogelijk maken voor het organiseren, toetsen en uitvoeren van klinisch onderzoek waaronder geneesmiddelenonderzoek. Daarvoor is een kritische blik nodig op wat er goed gaat en wat er beter kan’, licht Scheerder toe.
Het onderzoek geeft inzicht in het Nederlandse landschap van geneesmiddelenonderzoek en maakt een vergelijking met andere landen in Europa. Nederland blinkt uit in innovatief leiderschap, de robuuste infrastructuur en logistiek. En ons land heeft een sterke positie op het gebied van de oncologie, auto-immuunziektes, zeldzame ziektes en aandoeningen van het zenuwstelsel, zo concludeert de studie.
‘Dat beeld wordt internationaal herkend’, aldus Scheerder. Hij was eind november in Boston, als panellid tijdens de Netherlands International Day van MassBio, een organisatie die meer dan 1.400 farma- en biotech-bedrijven vertegenwoordigd. ‘Een mede-panellid had al meer dan een dozijn fase I-studies in Nederland uit laten voeren bij verschillende bedrijven. Aanleiding was voor hem de efficiëntie, snelheid en hoge kwaliteit van klinisch onderzoek in ons land. De leden van onze toetsende commissies hebben een gedegen expertise en begrijpen uitstekend onder welke voorwaarden wetenschappelijk onderzoek goed onderbouwd en ethisch verantwoord kan worden uitgevoerd. Die solide basis van kennis, gecombineerd met een pioniersgeest maken Nederland tot een aantrekkelijk land voor klinisch onderzoek.’
Scheerder noemt als voorbeeld onze leidende rol op het gebied van zeldzame ziekten. ‘Nederland is vertegenwoordigd in àlle 24 Europese Referentie Netwerken (ERN). In 7 van de 24 ERN’s zijn we ook nog eens leidend. De strategische aanpak in ons land is een toonbeeld van hoe je dat uitvoert. The Netherlands punches well above its weight – zoals ik het in Boston toelichtte. We doen echt niet onder voor de Europese zwaargewichten.’
Naast de buitengewone prestaties van Nederland, zijn er ook aandachtspunten. Scheerder steekt de dialoog hierover in langs drie thema’s. ‘Ten eerste het betrekken van de patiënt als partner in onderzoek; dit komt nog onvoldoende uit de verf. Het blijkt een hele lastige paradigma shift, het betrekken van patiënten bij klinisch onderzoek. Dat begint al bij het ontwerp van de studie: Hoe heeft deelnemen aan de studie een zo klein mogelijke inbreuk op mijn dagelijks leven? En loopt vervolgens door in alle fasen, tot en met de rapportage achteraf: Wat betekenen deze resultaten voor mijn mogelijkheden in de toekomst?
Ten tweede noemt Scheerder academic excellence. ‘Uit het onderzoek blijkt maar weer dat onze academische instellingen bij de wereldtop behoren. Zo staat Nederland bijvoorbeeld op de derde plek in Europa en de zevende plek wereldwijd als het gaat om aantal highly cited researchers. Bovendien publiceren we relatief het vaakst in high impact journals. Dat toont aan hoe hoog de kwaliteit is van ons onderzoek. Tegelijk is het ook een punt van aandacht: het grote belang van publiceren in vooraanstaande tijdschriften drijft de concurrentie tussen de onderzoeksinstituten.’
Als derde en meest relevante aandachtspunt noemt hij de effectieve(re) uitvoering van trials. ‘Op dat vlak is nog veel te winnen’, meent Scheerder. ‘Bedenk dat de gemiddelde doorlooptijd van de studie start-up fase zo’n 200 dagen is. Dat is veel te lang. Willen we dat versnellen, dan zijn er fundamentele veranderingen nodig. Een mooi voorbeeld is het gebruikmaken van gestandaardiseerde contracten en centrale onderhandelingen, zoals dat in bijvoorbeeld Frankrijk de praktijk is. Door hun aanpak zitten daar de start-up tijden op slechts 50 dagen; maar liefst vijf maanden korter dan in Nederland.’
‘In Nederland worden de onderhandelingen afzonderlijk gevoerd met elk deelnemend ziekenhuis’, vervolgt Scheerder. ‘Elk ziekenhuis heeft zijn eigen bijzonderheden. Zo kost in het ene ziekenhuis een MRI bijvoorbeeld €2000 euro en een ECG €100 euro. In een ander ziekenhuis zijn die bedragen hoger of juist lager. Over dat verschil in kosten komen vervolgens kritische vragen van de sponsor. Zo vliegt de tijd voorbij voordat een studie kan beginnen, waardoor veel minder patiënten deel kunnen nemen. Met de nieuwe CTR-procedures kan dit tevens betekenen dat Nederland niet in de eerste indiening wordt meegenomen, omdat we te laat zijn. Dit soort bottlenecks moeten we aanpakken, dat zijn we aan patiënten verplicht.’
Als één van de oplossingen wordt het wettelijk verankeren van standaardcontracten genoemd. Maar het belangrijkste verbeterpunt vindt hij de samenwerking in nationaal verband. ‘Over het algemeen zijn de processen niet het probleem. Het gaat om de manier waarop we ze uitvoeren. We moeten veel meer leren van elkaar. Praat met iemand die een contract snel rond heeft gekregen. En zoek minder de competitie met elkaar op. Wanneer concurrentie leidend is, komen we niet verder.’ Als voorbeeld van goed samenwerken, noemt Scheerder de ontwikkeling van corona-vaccins. ‘Tijdens de coronacrisis hebben we veel geleerd. Doordat alle betrokken partijen nauw en efficiënt samenwerkten, hadden we binnen een recordtijd een goedgekeurd vaccin.’
Scheerder is dan ook positief gestemd over het verbeteren van de samenwerking. ‘Nederland kent een poldercultuur. Zorgen worden met elkaar gedeeld en samen vinden we een weg voorwaarts. Door beter centraal af te stemmen, kunnen we de soms lange doorlooptijd verkorten.’ Andere verbeterpunten in de samenwerking zijn, volgens Scheerder, elkaar meer betrekken in Europese aanvragen en meer focus aanbrengen in de specialisering. ‘Bijvoorbeeld: dit type onderzoek leent zich het best voor ziekenhuis x en dat type voor ziekenhuis y. Door te specialiseren, kunnen ziekenhuizen een grotere impact genereren binnen een specifiek therapeutisch gebied. Ook de samenwerking binnen netwerken van onderzoeksinstellingen, zoals bijvoorbeeld binnen HOVON of de WCN. Dit alles wel meer met een programmatische aanpak en coördinerende mechanismes. Dan kunnen we het klinisch onderzoek nóg meer versnellen.’
‘Het is nu aan ons om concrete vervolgstappen te zetten, samen met onze partners’, vervolgt Scheerder. ‘Op 4 december, tijdens de Nationale Dialoog Klinisch Onderzoek, hebben we de resultaten uit het onderzoek bij het veld getoetst. De onderzoeksresultaten en de suggesties uit het veld vormen de basis voor het Nationale Actie Plan Klinisch Onderzoek, waar we de komende maanden aan gaan werken. We verwachten het actieplan april volgend jaar te presenteren. En daarna is er werk aan de winkel. Nederland als gidsland voor Europa en de ideale internationale samenwerkingspartner – daar ga ik voor’, besluit Scheerder.
Lees ook het persbericht van de DCRF over de benchmark studie: Nederland blinkt - nu nog - internationaal uit in klinisch onderzoek