Op het moment dat een geneesmiddel beschikbaar komt voor patiënten, is een groot deel van de patentperiode al verstreken. Er is dan ook nog tijd nodig om tot een vergoedingsafspraak te komen. Bovendien vergt het tijd én investeringen om het nieuwe middel onder de aandacht te brengen bij voorschrijvers en het middel een plek te geven in behandelrichtlijnen. De monopoliepositie, waarin het grootste deel van de investeringen moet worden terugverdiend, is daardoor beperkt tot circa 5 à 8 jaar. Na afloop van de patentperiode mogen andere bedrijven het middel namaken en op de markt brengen. Door concurrentie daalt de prijs met gemiddeld circa 85%.
Zonder de bescherming van patenten zouden bedrijven veel minder durven te investeren in nieuwe geneesmiddelen.
Lees meer in onze publicatie 'Medicijnen voor de samenleving'