21-02-2023

Tien gouden regels voor samenwerking bij geneesmiddelenontwikkeling

Beeld bij Sanofi 10 gouden tips
© Van links naar rechts: Celia Noordegraaf (dagvoorzitter), Hugo Hurts (Adviescollege Code), Tieneke Schaaij-Visser (Lygature), Carla Hollak (Amsterdam UMC) en Denis Peeters (Sanofi).
Wat zijn de tien gouden regels voor een goede samenwerking bij het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen? Over dit onderwerp organiseerde de VIG een bijeenkomst bij Sanofi Nederland, onder begeleiding van Hugo Hurts, voorzitter van het Adviescollege Code Geneesmiddelensector.

Aanleiding van de bijeenkomst was de Week van de Integriteit, waarvan de VIG partner is. Integriteit is een van de kernwaarden van de geneesmiddelensector en is verankerd in de maatschappelijke Code van de sector. Integriteit van handelen is een voorwaarde voor vertrouwen en daarmee de basis van een goede samenwerking tussen zorgverleners, patiëntenorganisaties en geneesmiddelenbedrijven.

Meerwaarde

Uit de bijdragen van de sprekers en deelnemers kwamen twee duidelijke conclusies naar voren:
- We kunnen niet zonder samenwerking bij het ontwikkelen van nieuwe
geneesmiddelen. Juist door ieders expertise te benutten, ontstaat meerwaarde voor
alle partijen.

- Voor een goede samenwerking is over en weer vertrouwen en begrip nodig.
Helaas ontbreekt dat in Nederland nog wel eens als het gaat om
geneesmiddelontwikkeling. Waar ligt dat aan en belangrijker nog, wat kunnen we
daaraan doen?

Tien tips voor een goede publiek private samenwerking

1. Formuleer een heldere ambitie.
Creëer eerst met alle relevante partijen duidelijkheid over de ambities, en maak afspraken over het delen van risico’s en verantwoordelijkheden Denis Peeters, country lead van Sanofi Nederland noemt als voorbeeld een recent initiatief in Parijs. De ambitie is hier to turn science into solutions for patients. Daaraan doen een gerenommeerd behandelcentrum voor kanker mee, een instelling voor biomedisch onderzoek, een universiteit, technische hogescholen, én een farmaceutisch bedrijf (Sanofi). In het verlengde van de ambitie heeft het Paris Saclay Cancer Cluster heldere doelstellingen geformuleerd op het gebied van patient outcomes en economic outcomes.

2. Leer elkaars taal te begrijpen, leer elkaars wereld kennen.
De cultuur in de academische wereld is anders dan die in het bedrijfsleven. Het is belangrijk om verwachtingen te delen en goed op elkaar af te stemmen. Wees transparant over het belang dat je bij de samenwerking hebt. Wat kom je halen, wat kom je brengen. Het partnerschap moet aansluiten op de strategie van de organisatie én de mogelijkheid bieden om de voor de partner unieke expertise in te brengen. Door elkaar beter te leren kennen, ontstaat vertrouwen.

In de dialoogsessie over individueel versus collectief belang (‘wat is belangrijker bij publiek-private samenwerking?’) kwamen enkele verrassende opmerkingen. Hoewel de meeste deelnemers – zoals misschien te verwachten was - aangeven dat het collectief belang en vooral ook dat van de patiënt voorop moet staan, geven sommigen ook aan dat het individueel belang minstens zo belangrijk is. Als mensen hun eigen voordeel niet zien, komen ze niet in beweging, is de achterliggende redenering. Benoem daarom bij aanvang van de samenwerking niet alleen het gezamenlijke belang, maar óók dat van de afzonderlijke organisaties.

3. Maak een goede risico-analyse vooraf.
Een goede risico-analyse door alle partijen zorgt ervoor dat een ieder van tevoren de juiste afweging kan maken. Het gaat om een eerlijke verdeling van de risico’s en de opbrengsten.

4. Benoem niet alleen economische winst, maar ook maatschappelijke winst.
Maatschappelijke winst is minstens zo belangrijk als economische winst. Door andere behandelinzichten worden andere vormen van zorg mogelijk, die ook ‘winst’ voor patiënten oplevert.

5. Creëer commitment door de deelnemers munitie te geven om eventuele kritische achterban te kunnen overtuigen.
Breder samenwerking is nodig bij problemen die te groot zijn voor één organisatie om op te lossen. Samenwerking is nodig om:

  • Risico’s te kunnen delen;
  • Resources te kunnen delen (infrastructuur, apparatuur, data, kennis);
  • Expertise te kunnen delen (uit verschillende domeinen, verschillende competenties, netwerk);
  • Een gemeenschappelijke behoefte te kunnen realiseren (een infrastructuur realiseren, precompetitive research).

Wanneer de achterban ziet hoe de samenwerking bijdraagt aan het realiseren van de eigen doelen, zal zij inzien dat deze ‘medical need’ alleen door publiek-private samenwerking kan worden gerealiseerd.

6. Regel de governance goed.
Good governance betekent een heldere beschrijving van rollen en verantwoordelijkheden. Zorg voor een simpele governance structuur en stel een huishoudelijk reglement. Communiceer hier transparant over.

7. Maak ook afspraken voor als de samenwerking mislukt.
Een andere tip: maak meteen bij aanvang werk van de onderlinge relaties en het reduceren en van wantrouwen en vooroordelen. Bouw vooraf evaluatiemomenten in, waarbij je vastlegt hoe het juridisch en financieel wordt geregeld als één van de deelnemende partijen onverhoopt tussentijds uit het consortium stapt. Oftewel: vertrouwen is goed, maar vastleggen is soms beter.

8. Reserveer ook budget voor het regelen van de zakelijke voorwaarden.
Kijk naar de juridische aspecten, bespreek het intellectueel eigendom (IP), en de manier waarop over de resultaten gecommuniceerd wordt. Betrek tijdig mensen die op deze zaken letten en reserveer er budget voor. Daardoor voorkom je gedoe en vertraging verderop in het project. Tieneke Schaaij-Visser van Lygature beschrijft een groot multistakeholder project, Contrast, op zoek naar innovatieve behandelingen voor een beroerte. Aan het consortium doen maar liefst vier bedrijven, zeven UMC’s, zestien hartcentra en drie subsidieverstrekkers mee, goed voor 14 miljoen euro. Succesfactoren hier zijn onder meer de gerichtheid op de lange termijn, het gebruik van FAIR data en vertrouwen tussen de partners. Daarnaast is een strakke projectbegeleiding essentieel.

9. Denk niet dat je er bent met een goede wet- en regelgeving
In de farmaceutische sector is veel wet- en regelgeving om mogelijke belangenverstrengeling te voorkomen. Toch is het vertrouwen in de industrie over het algemeen niet hoog. Deelnemers aan de workshop zagen dan ook weinig heil in meer regelgeving. Sterker nog, het zit soms een goede samenwerking in de weg. Meer regelgeving vergroot in hun ogen juist het wantrouwen in de sector. Er is meer te winnen met het delen van goede voorbeelden en ervaringen, waarbij partijen trots kunnen zijn op de samenwerking.

Hugo Hurts: ‘Samenwerking tussen publieke en private partijen neemt een belangrijke plaats in bij succesvolle ontwikkeling van geneesmiddelen. Mits die samenwerking goed en professioneel is georganiseerd, mogen alle betrokken partijen er gerust trots op zijn en hoeven ze er zeker niet voor weg te duiken. Farmaceutische bedrijven zijn uitermate terughoudend om naar buiten te treden over samenwerking met anderen, uit vrees om te worden beticht van ongeoorloofde reclame. Medische professionals lijken te vaak liever niet dan wel openlijk uit te willen komen voor (financiële) relaties met farmaceutische bedrijven. Ik zou het normaal vinden als een arts met trots wijst op een vermelding in het Transparatieregister Zorg, omdat het getuigt van een instelling tot samenwerking.’

10. Zorg voor een eerlijke verdeling van de opbrengsten.
‘Hoe kunnen we met publiek geld ontwikkelde vindingen naar de patiënt brengen voor een maatschappelijk aanvaardbare prijs?’ Dat was de vraag die prof. dr. Carla Hollak stelde en waar met een groep met uitlopende achtergronden over werd gesproken. Vrijwel direct bleek dat het begrip ‘maatschappelijk aanvaardbare prijs’ een belangrijk punt is in deze vraagstelling. En ook dat op de vraag niet één antwoord te geven is. In de discussie werd duidelijk dat ontwikkeltrajecten nogal van elkaar kunnen verschillen. Er werd besproken dat een uiteindelijke behandeling die voortkomt uit een traject waarin het niet nodig was veel risico te nemen, wellicht een grotere component aan publieke middelen kent. Als er wel veel onduidelijkheid en risico in een ontwikkeling zit, zal een private partij meer betrokken zijn gezien de grotere investeringen die nodig zijn. Een mogelijke denkrichting zou kunnen zijn om in het eerste geval, de ontwikkeling met meer publieke middelen, dichterbij een cost-plus model te blijven. Een ander punt had te maken met de regelgeving rondom de registratie van geneesmiddelen. In de praktijk worden er veel kosten gemaakt in de uitvoering van clinical trials. Besproken werd of die gevraagde uitkomsten wel altijd nodig zijn. In een vroeg stadium met EMA of CBG overleggen over de noodzaak om bepaald onderzoek te doen, zou hierin kunnen helpen. Op die manier kun je zo gericht mogelijk een registratie-aanvraag onderbouwen, en kun je helpen onnodige kosten te voorkomen. Dat draagt bij aan een maatschappelijk aanvaardbare prijs.