Passende zorg gaat om behandelingen die op dat moment écht werken voor die specifieke patiënt. Dat levert waarde op voor die patiënt, en vaak ook in bredere zin. Bij medicijnen zijn daar goede voorbeelden van. Neem bijvoorbeeld de NOAC’s, nog niet zo lang omarmd als zeer effectieve antistollingsmiddelen, die veel hart- en vaatproblemen voorkomen of beperken. Ze zijn ruim tien jaar geleden geïntroduceerd, inclusief prijsafspraken met de minister, maar werden pas vijf of zes jaar later echt ingezet. Ze voorkomen nu veel ziekte en daarmee leed, zorgarbeid en kosten. Goed om te zien, maar dat had dus minstens vijf jaar eerder gekund.
Een ander voorbeeld. Er zijn geweldige initiatieven van uit het ziekenhuis verplaatste zorg, waarbij patiënten dichtbij huis of zelfs thuis kunnen worden behandeld met medicijnen. Maar jarenlang bleken de financiering en declaratie een struikelpunt. Nu, na enkele jaren van pilots, werkt de NZa gelukkig aan een structurele declaratiemogelijkheid. Dat is progressie. Toch zien we nog steeds dat uitkomstgerichte initiatieven in regionale netwerken stuiten op financieringsproblemen. Of we zien dat het moeilijk is om het werk voor verzameling van real life data te declareren.
Wat leren we van deze voorbeelden? Eerst en vooral dat het moeilijk is om bestaande structuren te doorbreken, zeker in een zorgveld dat zo versnipperd is als het Nederlandse. Dat heeft te maken met allerlei aspecten, waarbij vooral domeindenken en vasthouden aan het bekende in het oog springen. Ik noem dat de innovatie paradox. We willen met z’n allen wel vernieuwen en verbeteren, maar tegelijkertijd is er schroom om bestaande structuren en werkwijzen te doorbreken. Dáár wringt de schoen. Wat nodig is, zijn mensen en organisaties die over hun eigen schaduw heen springen, en vanuit het eindpunt durven te redeneren: de patiënt.
In concrete zin betekent dit ook dat het essentieel is om beter met – gecentraliseerde – data te werken. Wat werkt goed, wat werkt minder goed, welke dosering is ideaal, in hoeverre verschilt dat per patiënt, kan een DNA-profiel helpen bij de keuze voor een medicijn of therapie, heldere start-stop criteria en daar aan vasthouden, enzovoort.
Daarbij raken we misschien wat heilige huisjes. Het kan bijvoorbeeld ook betekenen dat mensen minder medicijnen gaan gebruiken. Maar als representant van de geneesmiddelensector zeg ik: dat moet dan maar. Doelmatig en gepast gebruik van zorg levert ons namelijk heel veel op. En niet alleen bij medicijnen. Denk hierbij vooral aan het voorkomen van het zorginfarct, dat als een tsunami in slow-motion op ons afkomt. Zeer de moeite waard, dus. Wie de schoen past, trekke hem aan!
Edwin Ket, Director Value, Access & Pricing bij Bristol Myers Squibb
Reageren? [email protected]
Tekort zorgpersoneel daalt met 14% door gepast gebruik medicijnen