Van Litsenburg is manager translational and regulatory effectiveness bij het LUMC. Ze houdt zich bezig met translationele geneeskunde, gericht op het verder ontwikkelen van in huis ontwikkelde gentherapieën, dus van basale wetenschap naar eerste toepassing in de mens. Hierbij focust zij op samenwerkingen, bijvoorbeeld binnen het Leids Universitair Medisch Centrum, maar ook met andere UMC’s, nationaal of internationaal , zoals de universiteit van Kopenhagen en het Murdoch Children’s Research Institute in Australië
‘Ik heb zelf meer dan 20 jaar in de farmaceutische sector gewerkt, dus ik ken beide kanten. Voor mij is dan ook glashelder dat de twee sectoren sterk complementerend zijn, uiteraard in kennis, maar ook in kunde. Het fundamenteel onderzoek en de technologische ontwikkelingen in de academische instellingen zijn van topklasse. Maar hoe ga je verder, als je een interessant idee hebt dat ook in dierstudies goed lijkt te werken? Hoe zorg je er uiteindelijk voor dat dit beschikbaar komt voor de mensen die het nodig hebben? Dat is een heel andere tak van sport, en geneesmiddelenbedrijven hebben teams die zijn gespecialiseerd in het toetsen van de levensvatbaarheid van een medicijn in een zeer vroeg stadium.’
In de praktijk komt vaak pas in een latere fase van het onderzoek een farmaceutisch bedrijf om de hoek kijken. ‘Maar dat is te laat’, benadrukt Van Litsenburg. ‘Dan moet je elkaar aan de onderhandelingstafel nog leren kennen. Daarnaast zijn er dan mogelijk al keuzes gemaakt die een project voor een private partij minder interessant maken. Daardoor is het in een dermate laat stadium niet altijd eenvoudig om nog tot elkaar te komen.’
Een andere belangrijke reden om eerder met elkaar in gesprek te gaan, is het delen van kennis en ervaring in een vroegtijdig stadium. Om zo onnodige fouten of tijdverlies te voorkomen. Van Litsenburg: ‘De geneesmiddelenindustrie heeft veel ervaring in het traject van geneesmiddelenontwikkeling. Vaak meer dan een publieke instelling. Als je als academie meer translationeel onderzoek wilt gaan doen – in plaats van explorerend - dan moet je je onderzoek anders inrichten. Het is cruciaal al in de eerste fases van het onderzoekstraject rekening te houden met voorwaarden die gesteld worden aan het einddoel: een veilige en effectieve therapie bij de patiënt krijgen.
Ook de samenwerking met regulators, zoals de EMA, is belangrijk, weet Van Litsenburg. Ze geeft een voorbeeld. ‘Je bent met de ontwikkeling van een therapie in de fase van dierproeven beland. Je wilt nu de overstap maken naar mensen. Dan blijkt dat er een ingrediënt gebruikt is dat niet humaan gebruikt mag worden. Dus moet je opnieuw beginnen. Door al in een vroeg stadium met de juiste partijen samen te werken, voorkom je dit soort tegenvallers.'
Maar misschien op dit moment wel de belangrijkste reden om met elkaar in gesprek te gaan, is om de drempel weg te halen, vindt Van Litsenburg. ‘Ik zie aan beide kanten vaak koudwatervrees, dat is jammer maar ik begrijp het ook. Toen ik net bij het LUMC kwam werken, merkte ik dat het een heel andere wereld is dan de geneesmiddelensector. Er zijn vooroordelen over en weer. De academie is traag en bij de geneesmiddelensector draait het alleen maar om geld. Vooroordelen die de toenadering in de weg kunnen staan. Terwijl ik in gesprekken altijd weer zie hoe goed de verschillende partijen tot elkaar kunnen komen. Bij publiek-private samenwerkingen moeten de maatschappelijke belangen goed gewaarborgd worden met het oog op de geïnvesteerde publieke gelden. Tegelijkertijd moeten we ook de investering van de private sector niet onderschatten. Bijvoorbeeld bij gentherapieën: alleen al het produceren van virale vectoren – die het gen naar de juiste plek transporteren - kost miljoenen. Het is belangrijk om elkaars drijfveren te kennen, en dus het gesprek aan te gaan. Soms loopt een gesprek niet direct ergens op uit. Maar dan is het contact wél gelegd. En als het dan nodig is, weet je elkaar te vinden.’
Met name op het gebied van zeldzame ziekten kunnen publiek-private samenwerkingen veel bereiken, volgens Van Litsenburg. Ze ziet steeds vaker succesvolle samenwerkingen tussen farmaceuten en academische instellingen waarbij het resultaat voorop staat. ‘Het succes van deze samenwerkingen is mede te danken aan het feit dat partijen in een vroeg stadium duidelijke afspraken maken waarbij eventuele verschillende belangen direct worden onderkend én overbrugd. Daarbij moet je ook goed bekijken wie je met wie in gesprek brengt. Een academische onderzoeker van topklasse wil je een gelijkwaardige gesprekspartner bieden. De verschillende vakgebieden zijn vaak complex en dan heb je iemand met een gelijke achtergrond nodig om elkaar te begrijpen. Want als je een goed gesprek kan aangaan over de inhoud, komen mensen al snel tot elkaar.’
Beluister ook de blog van de Medisch Specialist over publiek-private samenwerking.
Carla Vos in Medisch Specialist: 'Veel stappen gezet'