‘Iedereen gunt patiënten de beste behandeling’, zegt Carla Vos, adjunct-directeur VIG. ‘Daarvoor is optimale samenwerking tussen wetenschappers, artsen en bedrijven nodig. Niet alleen bij de ontwikkeling van die medicijnen en vaccins, maar zeker ook ná de introductie daarvan.’
Kennisuitwisseling tussen geneesmiddelenbedrijven en artsen is keihard nodig. Dat is namelijk eerst en vooral in het belang van de patiënt, die zo snel mogelijk toegang verdient tot belangrijke innovatieve geneesmiddelen. Vooral als er voor die ziekte nog geen goed medicijn is, maar ook als het nieuwe medicijn een betere kwaliteit van leven oplevert. Dat kan niet zonder kennisuitwisseling.
Waarom is dat contact zo belangrijk? Het levert de medicijnontwikkelaar waardevolle feedback op, in verband met doorontwikkeling van medicijnen. Bovendien is goede, medisch-inhoudelijke informatie-uitwisseling tussen ontwikkelaar en de arts van groot belang voor artsen, om het juiste medicijn aan de juiste patiënt voor te schrijven.
Vos: ‘We zien dat Nederlandse artsen in vergelijking met hun Europese collega’s wat terughoudend zijn in het updaten van hun richtlijnen én in het daadwerkelijk voorschrijven. Dat is niet altijd in het belang van de Nederlandse patiënt.’
‘Maar die contacten moeten natuurlijk wel correct verlopen’, zegt Vos. ‘Wat dat betreft, is de buitendienst van farmaceuten volop in verandering.’
De bedrijven zijn in hun werkwijzen gebonden aan de wet, die oneigenlijke beïnvloeding verbiedt. Denk aan de Geneesmiddelenwet, Beleidsregels gunstbetoon, maar ook aan zelfregulering die verdere eisen stelt om misleiding te voorkomen, de CGR.
In het denken en handelen van medicijnontwikkelaars is de laatste jaren veel veranderd. Diverse bedrijven hebben bijvoorbeeld geen buitendienst meer.
Vos: ‘Onze achterban is zich zeer bewust van de gestelde kaders en handelt hier ook naar. Soms horen we van onze leden zelfs dat ze nog geen broodje kaas durven aan te bieden of aan te nemen, bij een gesprek met artsen.’
Geneesmiddelenreclame richting artsen is gewoon toegestaan. Maar informatie van medicijnontwikkelaars richting artsen wordt snel gezien als reclame. Om die informatie toch bij artsen te kunnen krijgen, zijn er strenge eisen voor reclame, om oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen. Zo mag het niet misleidend zijn of leiden tot irrationeel gebruik. Het moet accuraat en waarheidsgetrouw zijn. De VIG staat vierkant achter deze heldere principes, die goed werken.
Als brancheorganisatie zien we ook dat bedrijven elkaar onderling scherp houden op deze regels. Een verbod op geneesmiddelenreclame, waar soms op wordt gehint, zou de kennisuitwisseling beperken. Informatie vanuit farmaceuten wordt al snel als reclame gekwalificeerd, dus met een verbod zal de rechtstreekse informatie-uitwisseling wegvallen. Dan gaat de informatie verlopen via andere ongecontroleerde kanalen, zoals internet.
‘Klassiek artsenbezoek neemt duidelijk af’, zegt Vos. ‘In de praktijk zien we onze leden het accent in de contacten steeds meer verschuiven naar medisch-inhoudelijke uitwisseling. Dat is overigens ook de wens van veel artsen, om peer to peer contact te hebben. Verder zien we ook dat er meer contact is tussen bedrijven en een beroepsvereniging van een groep artsen, in plaats van individuele artsen. Dat versterkt de trend richting een medisch-inhoudelijke uitwisseling van informatie. Met een even simpel als belangrijk doel: dat de Nederlandse patiënt snel over de juiste medicijnen beschikt.’