12-03-2024

‘Stapje terug kan juist vooruitgang zijn’

Interview Marco Frenken (bestuur VIG)
Marco Frenken

In februari deed Marco Frenken, sinds medio 2021 voorzitter van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG), een stapje terug. Vanwege de komst van een nieuwe, onafhankelijke voorzitter is Frenken nu vicevoorzitter. Tijd voor een gesprek. ‘Bruggen bouwen is geen doel op zich, maar nu wel het belangrijkste wat we kunnen doen.’

Marco Frenken studeerde af aan de Radboud Universiteit, als medisch bioloog. Meteen daarna startte hij bij farmaceut Eli Lilly, waar hij de afgelopen 27 jaar allerlei functies vervulde, ook enkele jaren op het hoofdkantoor in Indianapolis (Verenigde Staten). Sinds 2015 is hij general manager van Eli Lilly Nederland.

Niet iedere voorzitter doet vrijwillig een stapje terug. Wat waren je overwegingen?
‘Nu praat je echt Russisch, wat mij betreft. Maar ik moet toegeven dat menig andere bestuurder tegen me heeft gezegd het bijzonder te vinden, dus blijkbaar is het niet zo vanzelfsprekend. Het was een eer om voorzitter te zijn, maar die titel definieert niet wie ik ben. Uiteindelijk gaat het er om dat we samen ervoor zorgen dat mensen langer, gezonder en gelukkiger kunnen leven. Met de komst van Mark Kramer, de eerste onafhankelijke voorzitter van het VIG-bestuur, zijn we als innovatieve geneesmiddelensector begonnen aan een nieuwe fase, waarvan ik veel verwacht. Ik heb veel vertrouwen in Mark, vanwege zijn persoonlijkheid en zijn indrukwekkende loopbaan als medicus, hoogleraar en zorgbestuurder. Ik ondersteun hem graag tot het einde van mijn termijn in het VIG-bestuur, in september.’

'Het was een eer om voorzitter te zijn, maar die titel definieert niet wie ik ben.'

Het woord ‘bruggenbouwer’ valt de laatste tijd regelmatig bij de VIG.
‘Ja. Ik denk dat je als brancheorganisatie in een betere, iets neutralere positie zit dan afzonderlijke farmaceuten om uit te reiken naar belangrijke zorgpartners, zoals het ministerie van VWS, het Zorginstituut, verzekeraars en artsen. Je hoeft als VIG niet te strijden voor de vergoeding van één specifiek medicijn, bijvoorbeeld. Dat schept ruimte om te kijken naar het bredere plaatje.’

‘Zo’n rol als bruggenbouwer is ook hard nodig, moet ik zeggen, want de kritiek op de sector wordt steeds feller. Ik voel regelmatig een groot verschil tussen hoe de sector door anderen wordt gezien en hoe ik dat zelf als werknemer beleef. Persoonlijk ervaar ik na al die jaren in de farma een diep doorleefde voldoening, vanwege al het mooie werk dat wij doen voor patiënten. Tegelijkertijd signaleer ik dat de discussies over medicijnen vrijwel volledig om geld draaien. Die kostenfocus is hier echt scherper dan in andere westerse landen, weet ik uit mijn ervaring bij Eli Lilly. Dat heeft helaas negatieve gevolgen voor Nederlandse patiënten. Ze moeten langer wachten op zo’n medicijn of krijgen het zelfs helemaal niet, omdat het hier niet wordt vergoed.’

'Zo’n rol als bruggenbouwer is hard nodig.'

Snap je waar die kritiek vandaan komt?
‘Ik begrijp volledig dat geld belangrijk is, maar inmiddels zijn er wel heel veel ministers van Financiën in Nederland, ook in de zorg… Laten we niet vergeten dat we de laatste decennia enorme vooruitgang hebben geboekt bij de bestrijding van ernstige ziekten. Neem het voorbeeld van kanker. We zijn nu zo ver dat vijf jaar na de diagnose nog 67% van de patiënten in leven is. Twintig jaar geleden was dat nog maar 51%. Dat is ontzettend goed nieuws voor patiënten en hun naasten. En tegen iedereen die zegt dat geneesmiddelenbedrijven gericht zijn op snel geld verdienen, zeg ik: kijk naar de ziekte van Alzheimer. Daar hebben farmaceuten de afgelopen decennia al tientallen miljarden euro’s in gestopt, waarvan nog geen fractie is terugverdiend. Gewoon omdat hét medicijn er nog niet is, hoewel we gestaag vooruitgang boeken bij medicijnontwikkeling. Dat zie ik een overheid nog niet doen, eindeloos investeren met belastinggeld, zonder enige zekerheid dat die investering binnen tien of twintig jaar wordt terugverdiend. Toch is dát precies wat nodig is, als je de patiënten van morgen ook goed wilt helpen.’

‘Tegelijkertijd heb ik ook begrip voor de bezorgdheid van bijvoorbeeld VWS en het Zorginstituut. Zij kunnen een euro ook maar één keer uitgeven en zien Nederland in rap tempo vergrijzen. Ik snap ook heus wel dat onze innovatieve medicijnen niet goedkoop zijn en dat niet elk nieuw medicijn de doorbraak van de eeuw is. Maar veel kleine stapjes vooruit, ook al is het met vallen en opstaan, zorgen uiteindelijk ook voor een doorbraak! Zo ging het ook bij de elektrische auto, waarmee je tien jaar geleden amper 150 kilometer kon rijden, en die nu bezig is met een snelle opmars. Voor z’n doorbraak heb je bedrijven nodig die durven te investeren. Steeds opnieuw.’

Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd, de afgelopen jaren?
‘Beter luisteren. En ook: onszelf iets bescheidener opstellen. Ik vond het heel nuttig om samen met VIG-directeur Carla Vos namens de sector te gaan praten met bijvoorbeeld VWS, het Zorginstituut en verzekeraars. Soms schrok ik wel van het negatieve beeld dat zij hebben van de farma, moet ik bekennen. Ik heb oprechte boosheid en frustratie gezien. Een van die gesprekken, vorig jaar, vormde voor mij echt een kantelpunt. Die signalen hebben er toe geleid dat we als sector proberen meer te luisteren, onze toon wat matigen en meer onderzoeken wat we zélf kunnen verbeteren. Iets wat ogenschijnlijk een stapje terug is voor jezelf, kan juist voor het totaalbelang – in dit geval de zorg in Nederland – een stap vooruit zijn.’

Kun je daarvan een voorbeeld noemen?
‘In de discussie over toegevoegde waarde van nieuwe medicijnen stellen we ons bijvoorbeeld echt constructief op, vind ik, door zwaarder in te zetten op voorspellende diagnostiek en het monitoren van de praktijkeffecten van nieuwe medicijnen. Werkt het onvoldoende bij deze patiënt? Dan kan de conclusie zijn dat je stopt met voorschrijven, ook al kost dat ons omzet. Daarvoor heb je dan wel voldoende betrouwbare data nodig – en dus betere samenwerking rondom patiëntregisters. Maar dat we ons steeds meer inzetten voor gepast gebruik, vind ik een goed voorbeeld van over je eigen schaduw heen springen.’

Dus geen discussies meer met stakeholders, zoals het Zorginstituut en verzekeraars?
‘Als feiten onjuist worden voorgespiegeld, blijven we dat natuurlijk weerleggen. Toch is het per saldo voor patiënten ongelooflijk belangrijk, soms zelfs van levensbelang, dat we goed blijven samenwerken met alle betrokkenen. Samenwerken is geen doel op zich, maar wel een onmisbaar instrument. Daar ben ik meer dan ooit van doordrongen.’

In hoeverre kijk je tevreden terug op je termijn als voorzitter?
‘Met bescheidenheid en toch ook met gepaste trots. Een groot vrachtschip verander je niet zomaar van koers. Als je kritisch kijkt, kun je met recht zeggen dat de toegang tot nieuwe medicijnen de afgelopen jaren alleen maar is verslechterd, terwijl dat toch onze belangrijkste speerpunt was en is. De kritiek op de sector is ook bepaald niet verstomd, dat is de tweede teleurstellende constatering. Anderzijds kun je ook stellen dat we als VIG een beweging in gang hebben gezet naar een constructievere houding. En dat intussen, laten we dat ook vooral niet vergeten, de innovaties gewoon door gaan. Bijvoorbeeld bij kanker en virale infecties zoals Covid-19. En bij Alzheimer en tal van zeldzame ziekten zoeken we stug door. Wij geven niet op.’